Korinthe en Rome, midden jaren 50
Midden jaren vijftig komt Paulus terug in Korinthe, de Romeinse kolonie in Griekenland, op de landengte tussen Noord- en Zuid-Griekenland, en het schakelpunt van de scheepsroutes naar Italië en naar het oosten. Hij schrijft er de Brief aan de Romeinen, misschien wel de meest invloedrijke tekst in de latere katholieke en protestantse kerken. Maar het is ook de meest omstreden brief: de een ziet er de kern van Gods genade in, de ander de oorsprong van homofobie en een ziekelijke fascinatie met erfzonde en predestinatie.
Maar wat betekende deze brief voor Paulus en zijn vrienden?
Achteraan beginnen met lezen
Er is geen discussie over het feit dat Paulus de brief geschreven heeft. Wel ontbreken de laatste twee hoofdstukken met de reisplannen en de groeten in behoorlijk wat handschriften. Sommige theologen hebben daarom twijfels of die hoofdstukken, of alleen hoofdstuk 16, wel tot de oorspronkelijke brief behoren. Anderen, en ik vermoed de meerderheid, menen dat je makkelijker kunt verklaren waarom iemand de groeten en eventueel ook de reisplannen zou weglaten dan dat iemand er belang bij zou hebben om ze te creëren én dat weer anderen dat dan geaccepteerd zouden hebben. Er is ook geopperd dat hoofdstuk 16 toegevoegd werd door Paulus toen hij niet veel later een setje brieven (de brieven aan Galatië, Korinthe én Rome) naar Rome stuurde om zijn kant van het conflict met Petrus en Jacobus vast te leggen.
Reisplannen
Hoe dan ook, de reisplannen en groeten geven de context waarin de brief gelezen wil worden. Wie ze overslaat loopt het risico conclusies te trekken die Paulus of de redacteur nooit bedoeld heeft. Juist die laatste hoofdstukken brengen ons terug naar een concrete tijd en context waarin Paulus geschreven kan hebben.
Ik stel daarom voor om te beginnen bij 15:14. Paulus wil dat ook de volgelingen van Jezus in Rome eraan bijdragen dat de volken Gods redding in Jezus ontdekken. Dat is zijn grote missie geweest op zijn reizen vanuit Jeruzalem tot Illyrië, aan de Adriatische Zee. En hij zou graag nog verder gaan: via Rome naar Spanje, het einde van de bekende wereld.
Maar nu moet Paulus eerst naar Jeruzalem om de opbrengsten van de collecte onder de gemeenten in Macedonië en Griekenland te overhandigen aan Jacobus en de andere leiders in Jeruzalem. Daarmee lost hij een belofte aan Jacobus in waar hij al in de brieven aan de Galaten en de Korintiërs schreef: om de armen te helpen. Hij wil in Jeruzalem laten zien hoe belangrijk het werk onder de volken is en hoe zo de beloften in de profetische boeken waargemaakt worden.
Groeten
In hoofdstuk 16 volgen dan de groeten aan de bekenden in Rome van Paulus en velen in Korinthe. Opvallend in de lijst met groeten zijn de Latijnse namen in Korinthe: Paulus’ medewerker Lucius – een Latijnse versie van de naam Lucas, Gajus hun gastheer, Tertius de schrijver van de brief, en Quartus en de vele Griekse namen in Rome. Onder die de vele Griekse namen worden 'verwanten' van Paulus speciaal genoemd: Jason en Sosipater, Herodion, Andronikus en Junia. De laatste twee noemt hij zelfs gerespecteerde apostelen van Jezus, eerder dan Paulus zelf. Sommige vertalers vertalen hier ‘volksgenoten,’ alsof het vermeldenswaard was dat er enkele Joden waren in de gemeente van Rome. Maar ik ga er van uit dat Paulus echt verwanten bedoelt, zoals neven of stamgenoten – Paulus schrijft dat hij van de stam Benjamin is. Er waren immers nog veel meer Joden zonder dat Paulus het benoemt, zoals Priscilla en Aquila, Maria wellicht, Rufus en zijn moeder, en Timotheüs. Als er al vijf verwanten gegroet worden, bijvoorbeeld uit de stam Benjamin, hoeveel Israëlieten zouden er dan in totaal gegroet worden? Moeten we er niet van uitgaan dat de kerk in Rome, een jaar of tien daarvoor gevormd onder Joden, nog steeds een Joods karakter heeft?
Een groot aantal Joodse gemeenteleden past bij het beeld dat we al eerder kregen: er waren veel Joodse, migranten die elkaar regelmatig tegenkwamen in de havensteden van de Grieks-Romeinse wereld. Een goed voorbeeld vormen Priscilla en Aquila: een echtpaar uit Pontus aan de Zwarte Zee, die deel uitmaakten van de volgelingen van Jezus uit Rome die naar Korinthe trokken juist toen ook Paulus daar eind jaren 40 aankwam. Toen Paulus terugging naar Jeruzalem en Antiochië, stichtten zij een gemeente in Efeze, vanwaar ze de Korintiërs groetten in I Korinthe 16:19. Inmiddels wonen ze weer in Rome en worden zij vanuit Korinthe gegroet in Romeinen 16:3. In Efeze hebben ze “voor mij hun leven op het spel gezet,” schrijft Paulus. Wellicht moesten ze daarom ook de stad verlaten. Wellicht ook konden zij en zovele andere Korinthische vrienden terug naar Rome na de dood van Claudius in 54. Verschillende bronnen melden immers dat het Claudius was die een groep Joden uit Italië vanwege gedonder over ene “Chrestus,” de stad uit gezet had. Zo’n verbanning kon eindigen met de dood van de keizer.
Claudius, keizer van 41 tot 54, mogelijk vergiftigd op 63-jarige leeftijd. Daniel Voshart
Performance Art
Hiermee komt de aanleiding en de context duidelijker in beeld. De vele groeten over en weer tonen ons een Paulus die wat langer verblijft in Korinthe. Hij is weer verzoend met de gemeenschap daar en hij heeft er de tijd een breed gedragen brief te schrijven voor hun gezamenlijke vrienden in Rome en de gemeente daar. Zoals Paulus zich had ingespannen om zich te verzoenen met de gemeente in Korinthe, zo wenst hij ook de relatie met hun vrienden in Rome te bevestigen.
Tegelijkertijd moeten ook daar dezelfde issues gespeeld hebben. Wie de Romeinenbrief leest ziet al snel dat met name hoofdstuk 4 tot en met 9 een verdere uitwerking zijn van Galaten 3 tot en met 5: het geloof en de wet, de rechtvaardiging van de onbesneden Abraham en de belofte aan alle volken, de doop als sterven met Christus, God ontdekken als ‘abba, vader,’ het leven door de Geest en de uitverkiezing van Izak. Je ziet ook dat de lessen in de brieven aan de Korintiërs over Jezus als de tweede Adam, over de gemeente als lichaam en over sterken en zwakken in het geloof een plek krijgen. Dat betekent dat ook in Rome de situatie vergelijkbaar is met wat we zagen in Antiochië, Galatië en Korinthe: de gemeente werd geconfronteerd met de vraag of niet-Joodse gelovigen voluit mee kunnen doen of dat ze zich eerst zouden moeten aanpassen aan de Joodse wet. Daarnaast zie je dat het verhaal van Paulus gegroeid is door de bezwaren die hij opriep, met name van Joodse kant. De brief aan de Romeinen staat vol tegenwerpingen die Paulus vervolgens weer beantwoordt. In deze brief is Paulus nog een stukje evenwichtiger en milder geworden. Hij zal zelfs schrijven dat de wet heilig en rechtvaardig en goed is.
Paulus weet hoe moeilijk dit onderwerp is. Hij heeft de littekenen om dat te bewijzen. Maar het is ook de missie van zijn leven: dat Joden en niet-Joden gezamenlijk gered worden in Jezus, dat de gemengde gemeenten onder de volken een instrument zijn in Gods plan om alle volkeren tot bekering te brengen en zo ook Israël te redden. Daarvoor moeten de Joodse gelovigen in Rome meer ruimte maken voor de niet-Joden, ze moeten hun heilige regels los durven laten en de afwijkende moraliteit van de niet-Joden niet meteen veroordelen. De niet-Joden, van hun kant, moeten niet neerkijken op het in hun ogen onbeschaafde en onlogische Joodse geloof.
Febe
Paulus stuurt daarom een brief met het goedkeurende stempel van zoveel mogelijk gezamenlijke vrienden. Hij vraagt Febe, een diaken of ‘dienaar,’ die leidinggeeft in de gemeente in de Korinthische voorstad Kenchreeën, om als zijn gezant de brief te bezorgen. Dat is een belangrijke taak. Ze zal namen Paulus een lastige preek moeten houden van ongeveer een uur. Ze zal vragen moeten beantwoorden en mensen moeten overtuigen.
Ik stel me voor dat Febe en Paulus uitgebreid geoefend hebben. Febe weet waar ze door moet pakken en waar ze moet pauzeren, waar ze ironisch moet klinken, waar ze zich plotseling moet omdraaien om de Joodse volgelingen recht in de ogen moet aan kijken en waar ze zich moet richten tot de nieuwkomers uit de volken. Het is een vorm van performance art die wij helaas moeten missen als we nu de brief lezen. En we missen Febe nog wel het meest bij de eerste hoofdstukken.
Febes opening act
In Romeinen 1-3 spreekt Paulus vooral de Joodse gelovigen toe: “Maar als je een Jood genoemd wordt, en als je vertrouwt op de wet, en als je je beroemt op God en zijn wil kent…” Hij gaat door: “zijn wij soms beter dan de andere volken?” In hoofdstuk 4 begint hij over ‘onze vader Abraham,’ en in hoofdstuk 7 zegt hij “ik spreek immers tot mensen die de wet kennen.” Het zal tot 11:13 duren voordat hij de niet-Joden in het publiek specifiek aanspreekt.
De grote vraag voor Paulus is dus hoe hij de Joodse volgelingen van Jezus in Rome kan motiveren om werkelijk één gemeenschap met niet-Joden te willen vormen zodat het evangelie ook in Rome kan doorbreken naar de alle volken. Daarvoor moet hij, of beter Febe, hen wakker schudden.
Stel je daarom voor dat je een Joodse volgeling bent van Jezus en erbij bent in het huis van Priscilla en Aquila. Aan het begin van de maaltijd vragen ze een speciaal welkom voor Febe, een zakenvrouw die net aangekomen is uit Korinthe, een reis van ruim 1200 kilometer over zee en land. Febe wordt geprezen voor haar werk voor de gemeente in Kenchreeën en in het bijzonder haar werk voor de armen daar. Ze zal vanavond een brief uit Korinthe voorlezen van Paulus. De mensen zijn nieuwsgierig, want velen kennen Korinthe en hebben er vrienden. Ze hebben gehoord dat er een behoorlijke controverse was rond Paulus die de Joodse wet eerst opzij leek te zetten en toen ingreep bij een schandalig geval van ontucht. Kopieën van zijn brieven hadden Rome ondertussen al bereikt en wat ze daaruit begrepen hadden voorspelde weinig goeds.
Na de maaltijd geeft de gastvrouw het woord aan Febe. “Het is een lange brief geworden,” verontschuldigt ze zich, “ik zal maar meteen beginnen.” De opening van de brief wordt goed ontvangen: dit is het evangelie zoals jullie het kennen: Jezus is de zoon van David die door Gods heilige Geest is opgewekt uit de doden. Daarom is hij de Heer die weer zal komen om Israël te herstellen. En dat Paulus werkelijk alles heeft gegeven om die boodschap te brengen aan Joden en niet-Joden onder de volken, dat weten jullie te waarderen - hij klinkt voorwaar een beetje (laten we niet overdrijven) bescheiden! Paulus schrijft over zijn verlangen om naar Rome te komen om te bemoedigen en bemoedigd te worden. Het helpt overigens dat Febe het voorleest, haar stem is prettig en iedereen heeft respect voor haar.
“Want ik schaam me niet voor het evangelie: het is een kracht van God voor allen die erop vertrouwen: eerst voor Joden en niet minder voor Grieken. Want daarin wordt gerechtigheid van God onthuld uit vertrouwen tot vertrouwen. Zoals geschreven is: ‘en de oprechte zal uit vertrouwen leven.’”
Ze kijkt op en lacht: “Jullie kennen deze woorden van de profeet Habakuk natuurlijk: uit wiens vertrouwen zullen we leven, denken jullie?” Eerlijk gezegd was je het vergeten. Maar nu herinner je weer de discussies van de rabbi’s: komen we tot leven dankzij Gods vertrouwen in ons, of door ons vertrouwen op God? Of allebei?
Febe leest in de gemeente van Rome, speciaal gemaakt voor Vertellers en Vertalers door © Balage Balogh, Archaeology Illustrated.
Dan gaat Febe verder met een heel andere boodschap en ze klinkt meteen een stuk ernstiger: “Want uit de hemel wordt de toorn van God onthuld over alle goddeloosheid en onrecht van mensen die de waarheid onderdrukken in onrecht.” Waarom die ernst, denk je. Voor veel Joden is de dag des oordeels toch vooral een feestje: payback voor de heidenen die Israël onderdrukken.
Febe doet haar best om de woorden zo te benadrukken dat je het verschil meteen hoort: in het evangelie openbaart zich hoe God het goed maakt met ons, maar ‘uit de hemel,’ zeg maar uit de kosmische consequenties van het onrecht dat mensen doen, openbaart zich Gods afkeuring. En terecht ook, denk je, als je ziet dat velen van jullie het moeilijk hebben in Rome, dat jullie ouders of grootouders er als slaven naar toe gebracht zijn, dat jullie er zonder burgerrechten leven - terwijl een paar honderd rijke Romeinse families de hele wereld onderdrukken en uitzuigen om hier in ongekende luxe en ontaarde lust te kunnen leven!
“Ze zijn niet te verontschuldigen,” roept Febe en je knikt. “Ze hebben de heerlijkheid van God ingeruild voor de beelden van vergankelijke mensen en beesten; daarom heeft God hun overgegeven aan de onreine begeerten van hun hart. Ze hebben de waarheid van God ingeruild door de leugen; daarom heeft God ze overgegeven aan tegennatuurlijk wellust, mannen met mannen, zodat hun echtgenotes het met elkaar zijn gaan doen.” Amen, ja, zo zijn ze, denk je. Ze krijgen hun verdiende loon.
“Ze zijn vol jaloezie, moord, ruzie en bedrog,” Febe werkt nu toe naar een soort climax: “Ze zijn gedachteloos, trouweloos, liefdeloos en genadeloos. Terwijl ze weten dat ze daarmee voor God de doodstraf verdienen, moedigen ze anderen aan hierin mee te gaan.” Febe zwijgt. Ze kijkt jullie aan en voegt er zelf aan toe: “Ja, zelfs wij gaan hierin mee. Terwijl we er schande van spreken, verlangen we naar hun macht en misbruiken we het schamele beetje dat we zelf hebben.” Het wordt muisstil.
Ze pakt de brief weer op en leest verder: “Daarom, mensenkind, heb je geen excuses meer zodra je hen veroordeelt. Want met het oordeel waarmee je hen oordeelt, oordeel je jezelf.” En vaag herinner je je deze woorden van Jezus, alleen vergat je ze zodra je aan de heidenen met hun vele zonden herinnerd werd.
Hoe vaak zijn homoseksuelen niet veroordeeld met Romeinen 1:26 en 27? Hoe vaak is Paulus niet veroordeeld vanwege de onverdraagzaamheid die we daar dachten te lezen? Maar wie zo leest heeft de lijn van Paulus’ betoog volkomen gemist. Kijk dan: ‘Als je met je vinger naar een ander wijst, wijzen drie vingers terug naar jou.’ Dacht je echt dat jij geen vergeving nodig had, dat jij het kon hebben van je Joodse wortels en een deugdzaam leven? Paulus gaat nog twee deprimerende hoofdstukken door om het erin te hameren: voor God is er geen verschil tussen Joden en niet-Joden. Zelfs de Joodse heilige boeken zeggen het: iedereen zondigt, iedereen mist Gods nabijheid. Als je blijft in de logica van het oordeel, dan blijf je reddeloos verloren.
Maar gelukkig, na de conclusie dat je door de ‘werken van de wet’ nooit je zondige vlees tot iets rechtvaardigs kunt maken, gaat Paulus terug naar zijn samenvatting van het evangelie. Eindelijk breekt er een lichtstraal door. En je kunt het horen in Febes stem:
Maar nu is buiten de wet een gerechtigheid van God zichtbaar geopenbaard geworden, waarvan de wet en de profeten al getuigden: gerechtigheid van God door het vertrouwen van Jezus Christus [in God], voor iedereen die gaat vertrouwen [op hem].
Dat werd dus bedoeld met ‘uit vertrouwen tot vertrouwen,’ of ‘uit geloof tot geloof,’ zoals het meestal vertaald wordt. Paulus ziet het geloof niet als selectiemiddel om een klein groepje te redden. Voor hem is het de kracht van God waardoor velen gaan ontdekken wat echt leven is. Uit het vertrouwen dat Jezus stelde op God leren ook de volken en uiteindelijk heel Israël weer om God te vertrouwen.
Leren om niet te oordelen
Na deze spectaculaire en heftige opening heeft Paulus de aandacht om zijn vertrouwde thema’s opnieuw te verwoorden. Abraham was al rechtvaardig voor God toen hij nog onbesneden was en is zo de vader van besneden en onbesneden volken (hoofdstuk 4). Christus is voor ons gestorven toen we nog zondaars waren, om als een tegenbeeld van Adam de mensheid van de zonde en de dood te verlossen (hoofdstuk 5). Door de doop delen we in zijn sterven en leven (hoofdstuk 6). De oude ‘man’ die onder de wet was is symbolisch gestorven; jij, zijn echtgenote (een verwijzing naar de ziel, want psyche is een vrouwennaam) bent niet meer onder zijn gezag. Je bent nu als bruid van Christus (hoofdstuk 7) onder het gezag van zijn Geest. Dat is geen Geest van slavernij, maar een Geest die ons als kinderen van onze abba, vader, erkent en onze band met God onverbreekbaar herstelt (hoofdstuk 8).
Het grote plan dat Paulus ziet
Op deze basis kan Paulus in hoofdstukken 9 tot en met 11 het heilsplan van God voor Israël en de heidenen bespreken. Het lijkt oneerlijk en willekeurig hoe God nu eens de Joden en dan weer de heidenen tot zich trekt. Maar Paulus verdedigt Gods vrijheid en ziet een groter plan. Door Israëls ongeloof in Jezus werden de apostelen, en Paulus in het bijzonder, naar de volkeren gestuurd. Wanneer de volkeren gered worden zal Israël begrijpen wat Gods plan is en alsnog geheel gered worden. Dat is de opstanding van de doden waar hij naar uitziet. Paulus ziet balans en wederkerigheid, zodat niemand zich beter hoeft te voelen dan de ander. Dit – en hier spreekt hij heidenen rechtstreeks aan – ontneemt ook heidenen elke grond voor minachting jegens de Joden.
Conclusie
In hoofdstuk 12 tot 15:13 komt Paulus tot zijn conclusies en aansporingen: De gemeente is een lichaam waarin we juist door onze verschillende gaven kunnen functioneren. Maar dat lukt alleen als we elkaar eensgezind liefhebben en de buitenstaanders en autoriteiten met respect en goedheid behandelen.
In hoofdstuk 14 en 15 roept Paulus de Joden en niet-Joden, de ‘sterken’ en de ‘zwakken’ in het geloof op om elkaar niet te veroordelen of te minachten. Niet dat dat makkelijk is, Paulus had het er zelf ook moeilijk mee. Maar wie zijn wij dat we een knecht van een ander, van God, denken te moeten oordelen? Laat ieder in zijn eigen geweten zich voor God verantwoorden, want Christus zal heersen over de levenden en de doden. Paulus presenteert zijn conclusie in een prachtig gecomponeerde paragraaf:
Dus jij daar, die je broeder oordeelt, of jij die neerkijkt op je zuster,
Wij zullen toch allemaal voor de rechterstoel van God staan.
Want er staat geschreven:
Zo waar als Ik leef, zegt de Heere:
Voor Mij zal elke knie zich buigen,
en elke tong zal God belijden.
Dan zal dus ieder van ons voor zichzelf rekenschap geven aan God.
Laten wij daarom niet langer elkaar oordelen, maar oordeel liever dit: dat je je broeder of zuster geen aanstoot of oorzaak tot struikelen geeft.
Leren om niet te oordelen, dáár gaat de Brief aan de Romeinen over.
Verlossing
In de handen van Augustinus en Luther, worstelende mannen die zich herkenden in het dramatische bekeringsverhaal van Paulus, is de brief aan de Romeinen bij uitstek een brief geworden over het menselijk tekort en Gods onverdiend verleende genade. Dat ervaar je op het moment dat je kunt geloven in Jezus, namelijk dat de zoon van God voor jouw zonden gestorven is. In de protestantse traditie is het beeld van God als rechter hierdoor wel heel centraal komen te staan, terwijl de grote vernieuwing van Jezus nu net was dat God onze abba, Vader, is. En dat lees je ook in Romeinen. Meer en meer wordt erkend dat Paulus niet alleen schrijft over het geloof in Jezus maar ook over het geloof van Jezus dat de band tussen God en mensen herstelt: zijn vertrouwen op God en zijn trouw aan mensen is dan de weg tot verlossing. Misschien kun je ook zeggen dat wie niet meer bang is voor God als rechter hem kan leren vertrouwen als liefdevolle vader en andersom.
Er zijn vele manieren waarop Paulus en de andere schrijvers van het Nieuwe Testament hun ervaring van verlossing onder woorden proberen te brengen. In de tabel hieronder heb ik er enkele onderscheiden maar in het Nieuwe Testament vloeien die beelden vaak in elkaar over en verrijken ze elkaar.
Hoe vond je dit hoofdstuk?
Met jullie scores kijken we welke hoofdstukken verbeterd moeten worden. Heb je daar concrete ideeën over, stuur dan een e-mail.
Praat mee
Ga vanaf hier naar de suggesties voor geïnteresseerden, voor geloofsgroepen of voor theologen. Of lees eerst nog even verder voor wat achtergrondinformatie.
Achtergrond: Vooroordelen tegen Joden in Rome
Wie iets wil begrijpen van de situatie van Joodse mensen in Rome in de eerste eeuw, kan misschien het beste op bezoek gaan in een moskee in een migrantenwijk in West-Europa. Je spreekt er ouders die zich zorgen maken over de ongelovige en geseksualiseerde maatschappij waarin ze hun kinderen moeten opvoeden. Velen kwamen hier naartoe zonder opleiding of contacten om werk te doen aan de onderkant van de maatschappij. Sommigen deden het erg goed en kregen leidende posities. Sommigen verloren hun werk en kwamen thuis te zitten. Voor velen was het lastig om halal te eten en te leven, om op vrijdag naar de moskee te kunnen en een huwelijkspartner te vinden met dezelfde waarden. Later komen er eigen winkels en wordt voor veel vrouwen de sluier een zelfbewuste keuze voor de eigen identiteit. Allemaal hebben ze last van achterstanden, vooroordelen en discriminatie. Enkelen vertalen dit in een soms radicale afwijzing van het ‘westen’ en de bijbehorende ‘waarden.’
Tacitus
Hoe negatief die vooroordelen konden zijn in Rome tegen de Joden, lezen we in een boek van de senator Cornelius Tacitus, geschreven rond het jaar 110:
"Om voor de toekomst vaste grip te houden op het volk voerde Mozes nieuwe religieuze praktijken in, tegengesteld aan die van andere mensen. Bij hen is profaan wat bij ons heilig is, en omgekeerd alles toegestaan wat bij ons taboe is. (…)
Van varkensvlees onthouden ze zich, in herinnering aan hun plaag: zelf waren ze ooit ontsierd door schurft, iets waarvoor ook dit dier vatbaar is. Hun vroegere hongersnood herdenken ze met veelvuldig vasten, en als symbool voor het inderhaast meegegrist koren is Joods brood ongedesemd. De zevende dag is rustdag, besloten ze naar verluidt, omdat die het eind bracht aan hun inspanningen; later gaf zalig nietsdoen hun in ook het zevende jaar te wijden aan ledigheid. (…)
Deze rituelen vinden, ongeacht hun herkomst, rechtvaardiging in hun ouderdom. Andere gebruiken, verkeerde, weerzinwekkende, staan sterk door hun slechtheid. (…) ze zijn gewoonlijk barmhartig voor elkaar maar koesteren voor alle andere mensen vijandige haat. Aan tafel en in bed blijven ze apart van anderen Ondanks hun oversekstheid mijden ze het geslachtsverkeer met niet-Joodse vrouwen, onderling mag alles. Besnijdenis hebben ze ingesteld als een duidelijk onderscheidingsteken.
Wie overgaat tot hun cultuur neemt dezelfde gewoonten aan. Het eerste waarvan ze dan worden doordrongen is de eigen goden te verachten, het vaderland af te schudden, ouders, kinderen, broers en zusters laag aan te slaan. Toch denken ze om groei van hun aantallen. Want enig nageboren kind doden is taboe, terwijl zielen van gevallenen in strijd of door executie volgens hen eeuwig zijn. Vandaar hun voorliefde voor kinderen verwekken en hun verachting voor sterven.
(…) Egyptenaren vereren tal van dieren en menggestalten, Joden kennen maar één god, en alleen in de geest. Profaan vinden ze iedereen die godsbeelden maakt van vergankelijk materiaal en in menselijke gestalte; hun allerhoogste, eeuwige wezen is noch uit te beelden noch begrensd in de tijd. Daarom stellen ze geen beelden op in steden, laat staan in tempels; vorsten worden er niet meer gevleid, Caesars niet geëerd.
(…) [de rituelen] van de Joden zijn ongerijmd, smoezelig."
Vertaling Vincent Hunink
Rome, het forum met de Basilica Julia en de Basilica Aemilia. © Balage Balogh, Archaeology Illustrated.
Om te onthouden: Leren om niet te oordelen, midden jaren 50.
In Korinte komt de zaak tot rust. Paulus is er welkom. Maar niet al zijn vrienden vindt hij er. In het jaar 54 is keizer Claudius gestorven en het kan zijn dat veel uitgewezen Joodse volgelingen van Jezus daarom weer terug konden naar Rome. Paulus schrijft een brief aan hen om uit te leggen hoe hij de Weg en de Wederkomst begrijpt, en hoe ook de gemeente in Rome kan bijdragen aan de voortgang van het Evangelie onder alle volken.
- Je leest de brief aan de Romeinen heel anders zodra je ziet dat Paulus vooral Joodse volgelingen vraagt om niet te oordelen over mensen die de Wet niet kennen, terwijl hij de niet-Joodse volgelingen vraagt om niet neer te kijken op de vromen. Niemand is zonder zonde, niemand kan zonder genade. Paulus herhaalt in deze brief de belangrijkste thema’s uit de brieven aan de Galaten en de Korintiërs en gaat daarbij in op de tegenargumenten die hij de afgelopen maanden en jaren gekregen heeft. Maar hij ziet ook een goddelijk plan: Het evangelie gaat de volken rond omdat de Joden Jezus niet allemaal accepteerden als de gezalfde messias, de Christus. Maar juist de toestroom uit de volken zal Israël opwekken om God te zoeken. Zo zullen alle volken, inclusief Israël, gered worden. Vandaar ook het belang dat Paulus hecht aan de collecte voor Jeruzalem, al maakt hij zich wel zorgen of hij daar geaccepteerd zal worden.